De maximale gegevensgrootte die de applicatielaag hieronder aan TCP kan doorgeven, is afhankelijk van het besturingssysteem, de hardware-architectuur van de hostcomputer en de netwerkcongestie. Over het algemeen wordt de maximale gegevensgrootte die aan TCP kan worden doorgegeven, beperkt door de maximale segmentgrootte (MSS). De MSS is een parameter waarover wordt onderhandeld tussen de zender en de ontvanger van een TCP-verbinding, en vertegenwoordigt de maximale hoeveelheid gegevens die in een enkel TCP-segment kan worden verzonden. De MSS wordt doorgaans ingesteld op een waarde die iets kleiner is dan de maximale transmissie-eenheid (MTU) van de netwerkinterface, wat de grootste pakketgrootte is die op het netwerk kan worden verzonden zonder gefragmenteerd te zijn. De MSS is doorgaans tussen 536 en 1460 bytes groot, afhankelijk van de netwerkinterface.
Op een typisch Ethernet-netwerk met een MTU van 1500 bytes zou de maximale gegevensgrootte die de applicatielaag kan doorgeven aan TCP hieronder bijvoorbeeld 1460 bytes zijn, wat de MSS is voor Ethernet-netwerken. Op een andere netwerkinterface met een andere MTU zou de maximale gegevensgrootte die de applicatielaag kan doorgeven aan TCP hieronder anders zijn.
De maximale gegevensgrootte die hieronder naar TCP kan worden doorgegeven, kan ook worden beperkt door de beschikbare bufferruimte op de hostcomputer. Als de beschikbare bufferruimte kleiner is dan de MSS, zal de applicatielaag de gegevens in kleinere stukken moeten opdelen voordat deze aan TCP worden doorgegeven. |