Volg deze stappen om een gegevensmodel op redundantie te controleren:
1. Identificeer de entiteiten in uw gegevensmodel. Dit zijn de belangrijkste objecten die u in uw gegevens weergeeft, zoals klanten, bestellingen en producten.
2. Identificeer voor elke entiteit de kenmerken. Attributen zijn de eigenschappen van een entiteit, zoals de naam van een klant of de totale prijs van een bestelling.
3. Controleer op dubbele kenmerken tussen entiteiten. Als twee entiteiten hetzelfde attribuut hebben, kan dit overbodig zijn. Als u bijvoorbeeld een klantentiteit en een orderentiteit heeft, die beide een 'naam'-attribuut hebben, is dat attribuut overbodig.
4. Controleer op relaties tussen entiteiten die redundantie kunnen introduceren. Als u bijvoorbeeld een klantentiteit, een orderentiteit en een regelitementiteit heeft, en elk regelitem is gekoppeld aan een klant en een order, bevat uw model mogelijk overtollige gegevens.
5. Verwijder alle overbodige attributen of relaties. Zodra u de overtollige gegevens in uw model heeft geïdentificeerd, kunt u deze verwijderen om de efficiëntie en prestaties van uw database te verbeteren.
Hier volgen enkele aanvullende tips voor het controleren van een gegevensmodel op redundantie:
* Gebruik een tool voor gegevensmodellering waarmee u overtollige gegevens kunt identificeren.
* Beoordeel uw datamodel met andere belanghebbenden om hun input te krijgen over mogelijke ontslagen.
* Test uw datamodel door het in een database te laden en query's uit te voeren om te zien of u de verwachte resultaten krijgt. |