Computers hebben geen "moedertaal" op dezelfde manier als mensen. Ze werken op een fundamenteel niveau met behulp van binaire code , dat is een systeem van 0s en 1s.
Hier is een uitsplitsing:
* binaire code is de meest basale taal van computers. Het is een reeks van degenen en nullen die instructies en gegevens vertegenwoordigen.
* machinetaal is een taal op laag niveau dat direct wordt begrepen door de Central Processing Unit (CPU) van de computer. Het is in wezen een weergave van binaire code, maar in een meer door de mens leesbaar formaat.
* Assemblagetaal is een iets hogere taal die mnemonics (korte codes) gebruikt om machinetaalinstructies weer te geven. Het is gemakkelijker te begrijpen en te schrijven dan machinetaal, maar nog steeds vrij dicht bij het hardwaregehalte.
* programmeertalen op hoog niveau (zoals Python, Java, C ++) zijn ontworpen voor menselijke programmeurs. Ze gebruiken complexere syntaxis en abstracte concepten om softwareontwikkeling te vereenvoudigen. Deze talen worden vervolgens vertaald in machinetaal door compilers of tolken, waardoor de computer ze kan uitvoeren.
Dus, terwijl binaire code is de fundamentele taal die de computer begrijpt, het is niet iets waar mensen direct mee kunnen communiceren. We gebruiken verschillende programmeertalen om instructies aan de computer te geven, en die talen worden uiteindelijk vertaald in binaire code voor uitvoering. |