1. Registers voor algemene doeleinden
Deze registers worden gebruikt om gegevens op te slaan die door de CPU worden verwerkt. Ze kunnen worden gebruikt om elk type gegevens op te slaan, inclusief instructies, gegevens en adressen.
2. Registers voor speciale doeleinden
Deze registers worden gebruikt om specifieke soorten gegevens op te slaan. Het programmatellerregister slaat bijvoorbeeld het adres op van de volgende uit te voeren instructie, en het stapelwijzerregister slaat het adres van de bovenkant van de stapel op.
3. Drijvende-kommaregisters
Deze registers worden gebruikt om getallen met drijvende komma op te slaan. Getallen met drijvende komma zijn getallen die een gebroken deel kunnen hebben, zoals 3,14159.
4. Vectorregisters
Deze registers worden gebruikt om vectoren op te slaan. Vectoren zijn reeksen gegevens, zoals een lijst met getallen of een lijst met instructies.
5. Controleregisters
Deze registers worden gebruikt om de werking van de CPU te controleren. Het statusregister slaat bijvoorbeeld de status van de CPU op, en het besturingsregister slaat de besturingsinstellingen voor de CPU op.
6. Invoer-/uitvoerregisters
Deze registers worden gebruikt om gegevens over te dragen tussen de CPU en de buitenwereld. Het invoerregister slaat bijvoorbeeld gegevens op die zijn ontvangen van een extern apparaat, en het uitvoerregister slaat gegevens op die naar een extern apparaat moeten worden verzonden. |