Je vraagt hoe de lagen van het OSI -model (Open Systems Interconnection) Communiceer met elkaar. Dit is een belangrijk aspect van het begrijpen van netwerkcommunicatie.
Hier is een uitsplitsing van hoe de verschillende lagen op elkaar inwerken:
1. Toepassingslaag: Deze laag is verantwoordelijk voor gebruikersgerichte interacties zoals webbrowsen, e-mail en bestandsoverdracht. Het is waar de gegevens worden omgezet in een zinvol formaat (bijvoorbeeld een webpagina).
2. Presentatielaag: Deze laag behandelt gegevensopmaak en codering/decodering. Het zorgt ervoor dat gegevens zich in een indeling bevinden die de ontvangende applicatie begrijpt.
3. Sessielaag: Deze laag beheert communicatiesessies tussen toepassingen op verschillende machines. Het vestigt, coördineert en beëindigt gesprekken.
4. Transportlaag: Deze laag zorgt voor betrouwbare en efficiënte gegevensafgifte tussen toepassingen. Het is verantwoordelijk voor dingen als foutcontrole, stroomregeling en het segmenteren van gegevens in pakketten. Het maakt gebruik van protocollen zoals TCP (Transmission Control Protocol) en UDP (User Datagram Protocol).
5. Netwerklaag: Deze laag routeert datapakketten in het netwerk. Het bepaalt het beste pad om te nemen en behandelt de adressering (IP -adressen). Het maakt gebruik van protocollen zoals IP (Internet Protocol).
6. Gegevenslinklaag: Deze laag behandelt foutdetectie en correctie op het fysieke linkniveau (bijv. Ethernet). Het beheert ook de gegevensstroom tussen netwerkapparaten.
7. Fysieke laag: Deze laag is het laagste niveau, verantwoordelijk voor het verzenden van onbewerkte gegevenssignalen via het fysieke medium (bijv. Kabels, draadloos). Het definieert de elektrische en fysieke kenmerken van de verbinding.
Communicatie tussen lagen:
* inkapseling: Naarmate gegevens de lagen naar beneden verplaatsen, voegt elke laag zijn eigen headerinformatie toe. Deze informatie biedt instructies en context voor de gegevens. Zie het als een reeks enveloppen, die elk de vorige bevatten.
* decapsulatie: Wanneer gegevens op de bestemming aankomen, verwijdert elke laag de koptekstinformatie terwijl deze de lagen doorgaat. Dit onthult de originele gegevens en biedt instructies voor de ontvangende toepassing.
* Peer-to-peer communicatie: Lagen op hetzelfde niveau op verschillende apparaten communiceren met elkaar. De transportlaag op de ene machine communiceert bijvoorbeeld met de transportlaag op de andere machine om een betrouwbare gegevensoverdracht te garanderen.
Voorbeeld:
Stel je voor dat je een e -mail verzenden. De e -mailapplicatie (Application Layer) maakt het bericht. Het wordt vervolgens opgemaakt door de presentatielaag en de sessielaag beheert de sessie. De transportlaag voegt headers en segmentatie -informatie toe, terwijl de netwerklaag routeringsinformatie toevoegt. Ten slotte zijn de datalinklaag en de transmissie van fysieke laag voor het netwerk via het netwerk.
Aan het ontvangende einde wordt het proces omgekeerd, waarbij elke laag de gegevens decaptuleert en doorgaat aan de volgende laag totdat deze de e -mailtoepassing bereikt.
Sleutelpunten:
* Het OSI-model is een theoretisch raamwerk en implementaties uit de praktijk komen mogelijk niet perfect overeen met het model.
* Elke laag bouwt voort op de services die door de laag eronder worden geleverd.
* Deze gelaagde aanpak zorgt voor modulariteit en flexibiliteit in netwerkontwerp.
Laat het me weten als je meer details wilt over een specifieke laag of aspect van communicatie! |