De twee primaire soorten netwerkconfiguratie zijn:
* Fysieke configuratie: Dit verwijst naar de fysieke regeling van netwerkapparaten en kabels. Het omvat factoren zoals:
* Topologie: De lay -out van het netwerk (bijvoorbeeld ster, bus, ring, gaas).
* bekabeling: De soorten gebruikte kabels (bijv. Ethernet, glasvezel, coaxiaal).
* apparaten: De specifieke hardwarecomponenten (bijv. Routers, schakelaars, hubs, toegangspunten).
* Locatie: De fysieke plaatsing van apparaten.
* Logische configuratie: Dit richt zich op de software -instellingen Die definiëren hoe het netwerk gegevens werkt en verwerkt. Het omvat:
* IP -adressering: Unieke IP -adressen toewijzen aan apparaten.
* Subnetting: Het netwerk verdelen in kleinere subnetten voor beter beheer.
* Routing: Routers configureren om de beste paden voor gegevenspakketten te bepalen.
* Beveiliging: Implementatie van firewalls, toegangscontroles en andere beveiligingsmaatregelen.
* protocollen: Het opgeven van de gebruikte communicatieprotocollen (bijv. TCP/IP, HTTP, FTP).
Het is belangrijk op te merken dat fysieke en logische configuraties met elkaar zijn verbonden. De fysieke lay -out beïnvloedt de logische opstelling en vice versa. De gekozen topologie heeft bijvoorbeeld invloed op de manier waarop IP -adressen worden toegewezen. |