Hier zijn drie veel voorkomende manieren om computernetwerken te classificeren:
1. Door geografische spanwijdte:
* Persoonlijk netwerk (PAN): Dekt een heel klein gebied, zoals ongeveer een enkele persoon, die apparaten aansluit zoals een telefoon, laptop en draadloze hoofdtelefoons.
* Local Area Network (LAN): Verbindt apparaten in een beperkt gebied zoals een huis, kantoor of gebouw. Ethernet en Wi-Fi zijn veel voorkomende voorbeelden.
* Metropolitan Area Network (Man): Overspant een groter gebied zoals een stad of campus, die vaak meerdere LAN's verbindt.
* Wide Area Network (WAN): Beslaat een groot geografisch gebied, vaak verbonden met steden, landen of zelfs continenten. Het internet is het grootste voorbeeld van een WAN.
2. Door topologie (structuur/opstelling):
* Bus Topologie: Alle apparaten zijn verbonden met een enkele kabel (de bus). Eenvoudig maar vatbaar voor mislukking als de kabel breekt.
* ringtopologie: Apparaten zijn verbonden in een cirkelvormige lus. Gegevens reizen in één richting, waardoor botsingen worden verminderd, maar een enkel apparaatstoring kan het hele netwerk verstoren.
* Star Topology: Alle apparaten zijn verbonden met een centrale hub of schakelaar. Gemakkelijk om apparaten toe te voegen of te verwijderen, maar de hub is een enkel faalpunt.
* Mesh Topology: Apparaten zijn onderling verbonden, met meerdere paden ertussen. Zeer betrouwbaar maar complex om op te zetten.
3. Door management:
* peer-to-peer (P2P): Apparaten delen bronnen rechtstreeks zonder een centrale server. Gebruikelijk in thuisnetwerken.
* client-server: Een centrale server beheert bronnen en biedt services aan clientapparaten. Veiliger en schaalbaarder, vaak gebruikt in bedrijven en grote organisaties. |