In een computernetwerk is 'ping' een opdrachtregelprogramma of hulpprogramma dat wordt gebruikt om de bereikbaarheid van een opgegeven host- of netwerkadres te testen. Het werkt op het Internet Control Message Protocol (ICMP), een fundamenteel protocol dat wordt gebruikt om berichten uit te wisselen tussen apparaten op een IP-netwerk.
Wanneer u de ping-opdracht uitvoert, verzendt deze een reeks ICMP-echoverzoekpakketten naar het doel-IP-adres. Elk echoverzoekpakket bevat gegevens, zoals het IP-adres van de afzender, het tijdstip waarop het pakket is verzonden en een volgnummer.
De doelhost of het doelapparaat moet, indien bereikbaar, reageren met ICMP-echoantwoordpakketten, die de gegevens van het oorspronkelijke echoverzoek bevatten. De ping-opdracht berekent en geeft verschillende statistieken weer, waaronder de round-trip time (RTT), de tijd die nodig is voordat het echoverzoek wordt verzonden en het echoantwoord wordt ontvangen.
Ping kan worden gebruikt om netwerkconnectiviteitsproblemen op te lossen en de netwerklatentie of responstijd tussen twee punten in een netwerk te meten. Door verschillende parameters en opties op te geven met de ping-opdracht, kunt u het aantal verzonden pakketten, het interval tussen pakketten en andere instellingen beheren. Hierdoor kunt u gedetailleerdere netwerkdiagnostiek uitvoeren en potentiële problemen opsporen.
Syntaxis van ping-opdracht:
```
ping [opties]
```
Als u bijvoorbeeld het google.com-domein wilt pingen met de standaardinstellingen:
```
ping google.com
```
Hierdoor wordt een reeks ICMP-echoverzoeken verzonden naar het IP-adres dat is gekoppeld aan google.com en worden de responsstatistieken weergegeven, inclusief RTT en pakketverlies.
Ping is een veelgebruikte tool voor het oplossen van basisnetwerkproblemen en het testen van de connectiviteit tussen apparaten in een netwerk. |