In de beginjaren van computergebruik (ruwweg de jaren 1940-1970), fysieke beveiliging was het dominante type beveiliging. Dit is waarom:
* Beperkte toegang: Vroege computers waren groot, duur en gehuisvest in gecontroleerde omgevingen. Toegang was beperkt tot geautoriseerd personeel, vaak door fysieke barrières zoals gesloten deuren en bewakers.
* Gebrek aan netwerken: Computers waren voornamelijk zelfstandige machines, waardoor het risico op externe toegang en netwerkkwetsbaarheden wordt geminimaliseerd.
* Focus op gegevensintegriteit: De primaire beveiligingsprobleem was het beschermen van de integriteit van gegevens die zijn opgeslagen op fysieke media zoals ponskaarten en magnetische banden. Dit werd bereikt door strikte controle over procedures voor gegevensverwerking en fysieke opslaglocaties.
* eenvoudige software: Besturingssystemen en applicaties waren relatief eenvoudig, met beperkte kwetsbaarheden in vergelijking met moderne software.
* Beperkte kennis van cyberdreigingen: Het concept van cyberaanvallen was niet goed begrepen en de focus lag op fysieke bedreigingen zoals diefstal en sabotage.
Voorbeelden van fysieke beveiligingsmaatregelen:
* Beveilig kamers: Computers werden vaak gehuisvest in beveiligde kamers met gesloten deuren en alarmen.
* Beveiligingsbeschermers: Bewakers werden gebruikt om de toegang te volgen en ongeautoriseerde toegang te voorkomen.
* Gegevenskluizen: Fysieke kluizen werden gebruikt om gevoelige gegevens op te slaan op magnetische banden.
* Toegangscontrole: Fysieke toegangscontrolesystemen werden geïmplementeerd om de toegang tot gevoelige gebieden te volgen en te beperken.
Hoewel fysieke beveiliging in de beginjaren dominant was, was dit niet de enige gebruikte beveiligingsmaatregel. logische beveiliging , waaronder dingen zoals toegangscontroles en wachtwoordbeveiliging, begon ook te ontstaan naarmate computers complexer en onderling verbonden werden. De focus bleef echter vooral op fysieke beveiliging vanwege de aard van vroege computeromgevingen. |