Het meest voorkomende mechanisme dat in firewall -regels wordt gebruikt om verkeer op een netwerk toe te staan is poortgebaseerde filtering .
Dit is waarom:
* eenvoud: Poortgebaseerde filtering is relatief eenvoudig te configureren en te begrijpen. Het staat of blokkeert eenvoudig verkeer op basis van het bestemmingspoortnummer.
* Gemeenschappelijke: Veel netwerkdiensten werken op goed gedefinieerde poorten (bijv. HTTP op poort 80, SSH op poort 22).
* Efficiëntie: Poortgebaseerde filtering kan worden geïmplementeerd met minimale overhead, waardoor het geschikt is voor omgevingen met veel verkeer.
Andere mechanismen die worden gebruikt in firewallregels:
* protocolfiltering: Staat of blokkeert verkeer op basis van het netwerkprotocol (bijv. TCP, UDP, ICMP).
* IP -adresfiltering: Staat of blokkeert verkeer op basis van het bron- of bestemmings -IP -adres.
* Toepassingsfiltering: Verkeer toe of blokkeert verkeer op basis van het applicatielaagprotocol (bijv. HTTP, SMTP). Dit is vaak complexer om te configureren dan poortgebaseerde filtering.
* Diepe pakketinspectie (DPI): Onderzoekt de pakketinhoud voor specifieke patronen of anomalieën. Dit is een meer geavanceerde en resource-intensieve techniek.
Hoewel poortgebaseerde filtering het meest gebruikelijk is, hangt het specifieke gebruikte mechanisme af van de firewall-implementatie en de beveiligingsbehoeften van het netwerk. |