Plug-and-surf-apparaten, of apparaten die een point-to-point-verbinding gebruiken, gebruiken een subnetmasker van 255.255.255.255 omdat dit een netwerk aanduidt met slechts één host:het apparaat zelf.
Een subnetmasker bepaalt welk deel van een IP-adres het netwerkadres vertegenwoordigt en welk deel het hostadres vertegenwoordigt. In een subnetmasker 255.255.255.255 zijn alle bits ingesteld op 1. Dit betekent dat het volledige IP-adres wordt beschouwd als het netwerkadres, waardoor er geen bits overblijven voor hostadressering. Daarom kan er slechts één apparaat op dat netwerk bestaan:het apparaat met het toegewezen IP-adres.
Deze configuratie is nodig omdat er bij een point-to-point-verbinding (zoals een directe verbinding tussen twee computers of een computer en een printer zonder router/switch) niet meerdere apparaten nodig zijn die hetzelfde netwerk delen. Het subnetmasker isoleert effectief de communicatie met de twee betrokken eindpunten. |