Voordat een host toegang krijgt tot bronnen op een lokaal netwerk, heeft hij verschillende soorten informatie nodig, afhankelijk van het netwerkprotocol en het brontype:
Essentiële informatie:
* IP-adres van de bron: Dit is de numerieke identificatie van het apparaat (server, printer, enz.) dat de bron aanbiedt. De host moet weten waar hij zijn verzoeken naartoe moet sturen.
* Subnetmasker: Dit bepaalt tot welk netwerk de host en de bron behoren. Het is van cruciaal belang voor het correct routeren van verkeer binnen het lokale netwerk. Zonder dit kan de host mogelijk niet bepalen of de bron zich op zijn eigen netwerk bevindt of een router nodig heeft.
* Standaardgateway (IP-adres router): Als de bron zich niet op hetzelfde subnet bevindt als de host, heeft de host het IP-adres van de standaardgateway (router) nodig om verzoeken door te sturen naar andere netwerken.
Vaak vereiste informatie:
* Poortnummer: Veel bronnen gebruiken specifieke poortnummers. HTTP gebruikt bijvoorbeeld poort 80, HTTPS gebruikt poort 443 en FTP gebruikt poort 21. De host moet de juiste poort kennen om verbinding te maken met de specifieke service op het doelapparaat.
* Bronnaam/pad (voor sommige bronnen): Dit is afhankelijk van de dienst. Voor toegang tot bestanden op een netwerkshare heeft de host de sharenaam of het volledige pad naar het bestand nodig. Voor webservers is dit de URL.
* Inloggegevens (gebruikersnaam en wachtwoord): Als de bron beveiligd is (bijvoorbeeld een met een wachtwoord beveiligde share of een website die authenticatie vereist), heeft de host de juiste gebruikersnaam en het juiste wachtwoord nodig.
* DNS-serveradres (indirect): Hoewel het niet direct wordt gebruikt om toegang te krijgen tot bronnen met behulp van IP-adressen, wordt een DNS-server vaak gebruikt om hostnamen (zoals `fileserver.local`) om te zetten in hun overeenkomstige IP-adressen. Dus hoewel het IP-adres uiteindelijk nodig is, speelt DNS een cruciale rol bij het gemakkelijker maken van bronnen.
Minder gebruikelijk, maar potentieel noodzakelijk:
* Netwerkinterfacekaart (NIC)-configuratie: De netwerkinterfacekaart van de host moet correct worden geconfigureerd voor het netwerk (bijvoorbeeld het juiste IP-adres, subnetmasker, standaardgateway).
Kortom, de meest fundamentele vereisten zijn het IP-adres van de bron, het subnetmasker en vaak een standaardgateway. Andere informatie is nodig, afhankelijk van de specifieke bron en de beveiligingsinstellingen ervan. |