Een IP-pakket bevat verschillende velden, grofweg onderverdeeld in headerinformatie en de payload. De gegevens die het draagt, zijn afhankelijk van het protocol op een hoger niveau dat in de payload is ingekapseld. Hier is een overzicht:
IP-header: Dit bevat metagegevens over het pakket zelf, niet de daadwerkelijke gegevens die worden verzonden. Belangrijke velden zijn onder meer:
* Versie: Specificeert de IP-versie (bijvoorbeeld IPv4 of IPv6).
* Lengte internetheader: Geeft de lengte van de header aan in woorden van 32 bits.
* Type service/gedifferentieerde services: Specificeert de kwaliteit van de serviceparameters (prioriteit, enz.).
* Totale lengte: De totale lengte van het gehele IP-pakket (header + data).
* Identificatie: Unieke identificatiecode voor het pakket, gebruikt voor fragmentatie en hermontage.
* Vlaggen: Bits die worden gebruikt voor fragmentatiecontrole.
* Fragmentverschuiving: Offset van het fragment binnen het originele pakket.
* Tijd om te leven (TTL): Beperkt de levensduur van het pakket om routeringslussen te voorkomen.
* Protocol: Identificeert het protocol op een hoger niveau dat is ingekapseld in de payload (bijvoorbeeld TCP, UDP, ICMP).
* Kopcontrolesom: Foutdetectie voor de header.
* Bron-IP-adres: Het IP-adres van de afzender.
* IP-adres van bestemming: Het IP-adres van de ontvanger.
* Opties (optioneel): Diverse optionele velden voor geavanceerde functionaliteiten.
Payload: Dit zijn de daadwerkelijke gegevens die worden getransporteerd. De inhoud is volledig afhankelijk van het protocol dat is opgegeven in het veld 'Protocol' van de IP-header. Voorbeelden zijn onder meer:
* TCP (Transmission Control Protocol): Bevat gegevenssegmenten met volgnummers, controlesommen en andere TCP-specifieke informatie. Dit wordt vaak gebruikt voor betrouwbare, geordende gegevensoverdracht. De feitelijke gegevens kunnen van alles zijn:webpagina's, e-mails, bestanden, enz.
* UDP (User Datagram Protocol): Bevat gegevens zonder enige betrouwbaarheidsgarantie. Het is sneller maar minder betrouwbaar dan TCP. Gebruikt voor toepassingen waarbij snelheid prioriteit krijgt boven betrouwbaarheid, zoals streaming media (bijvoorbeeld videogesprekken, online games).
* ICMP (Internet Control Message Protocol): Gebruikt voor netwerkdiagnostiek (zoals ping en traceroute). Bevat foutmeldingen of netwerkstatusinformatie.
* Andere protocollen: Binnen de IP-payload kunnen veel andere protocollen worden vervoerd, inclusief routeringsprotocollen (zoals OSPF, BGP) en verschillende toepassingsspecifieke protocollen.
Kortom, de gegevens binnen een IP-pakket zijn zeer variabel en afhankelijk van het ingekapselde protocol. De IP-header biedt de noodzakelijke adresserings- en routeringsinformatie om de gegevens van bron naar bestemming te krijgen, terwijl de payload de daadwerkelijke informatie bevat die wordt gecommuniceerd. |