IP, of Internet Protocol, is verantwoordelijk voor de logische adressering en routering van datapakketten over een netwerk, met name het internet. Dit betekent dat het het volgende verwerkt:
* Adres: Elk apparaat op internet (computers, smartphones, servers, enz.) krijgt een IP-adres toegewezen, een uniek numeriek label dat het identificeert. IP gebruikt deze adressen om te bepalen waar datapakketten naartoe moeten worden gestuurd.
* Routing: IP bepaalt het beste pad om datapakketten van de bron naar de bestemming te verzenden. Het doet dit door gebruik te maken van routers, dit zijn netwerkapparaten die pakketten doorsturen op basis van hun bestemmings-IP-adressen. Het routeringsproces omvat het onderzoeken van routeringstabellen en het nemen van beslissingen over de optimale route, waarbij rekening wordt gehouden met factoren als netwerkcongestie en beschikbare bandbreedte.
* Fragmentatie en hermontage: IP kan grote datapakketten opsplitsen in kleinere fragmenten voor verzending via netwerken met verschillende MTU-groottes (Maximum Transmission Unit). Vervolgens worden deze fragmenten op de plaats van bestemming opnieuw samengevoegd.
Kortom, IP regelt het ‘waar’ van de datatransmissie op internet en zorgt ervoor dat pakketten op de beoogde bestemming aankomen. Het houdt zich niet bezig met *hoe* de gegevens worden verzonden (dat wordt afgehandeld door protocollen op een lager niveau, zoals TCP/UDP) of *wat* de gegevens zijn (de applicatielaag handelt dat af). |