Het subnetmasker wordt gebruikt om aan te geven welke bits van een IPv4 -adres zijn voor de netwerk -ID en host -ID.
Hier is hoe het werkt:
* IPv4 -adressen zijn 32 bits lang, traditioneel weergegeven in gestippelde decimale notatie (bijv. 192.168.1.1).
* Subnetmaskers zijn ook 32 bits lang, maar ze worden weergegeven als een continue reeks van 1s gevolgd door een reeks 0s.
* Wanneer een IPv4 -adres wordt gecombineerd met een subnetmasker, wordt de netwerk -ID bepaald door de bits die uiteenlopen op de 1S in het subnetmasker, terwijl de host -ID wordt bepaald door de bits die aansluiten bij de 0S.
Voorbeeld:
* IPv4 -adres: 192.168.1.100
* Subnetmasker: 255.255.255.0 (of /24 in CIDR -notatie)
afbraak:
* Subnetmasker in binair: 11111111.11111111.111111111.000000000000
* IPv4 -adres in binair: 11000000.10101000.00000001.01100100
* Netwerkidentifier: 11000000.10101000.00000001 (192.168.1) - Dit wordt bepaald door de bits uitgelijnd met de 1s in het subnetmasker.
* host -identificatie: 01100100 (100) - Dit wordt bepaald door de bits uitgelijnd met de 0S in het subnetmasker.
In dit voorbeeld geeft het /24 -subnetmasker aan dat de eerste 24 bits van het IPv4 -adres de netwerk -ID vertegenwoordigen en de resterende 8 bits de host -ID vertegenwoordigen.
Door verschillende subnetmaskers te gebruiken, kunnen netwerkbeheerders een netwerk verdelen in kleinere subnetten om de efficiëntie en beveiliging te verbeteren. |