Hier zijn twee manieren waarop een netwerkhost het IP -adres van zijn standaardgateway bepaalt:
1. Dynamisch hostconfiguratieprotocol (DHCP):
* Dit is de meest voorkomende methode. Wanneer een host opstart of lid wordt van een netwerk, verzendt het een DHCP -verzoek naar een DHCP -server.
* De DHCP -server reageert met een configuratiepakket met het IP -adres van de standaardgateway, naast andere instellingen zoals het eigen IP -adres van de host en het subnetmasker.
2. Statische configuratie:
* De netwerkbeheerder kan het standaard gateway IP -adres handmatig op de host configureren.
* Dit wordt meestal gedaan in de netwerkinstellingen van het besturingssysteem.
* Deze methode is minder gebruikelijk dan DHCP, maar het is handig in situaties waarin DHCP niet beschikbaar is of waar een specifieke gateway om beveiliging of andere redenen moet worden gebruikt.
Samenvattend:
* DHCP: Automatisch, efficiënt en veel gebruikt.
* Statische configuratie: Handmatig, minder gebruikelijk, maar biedt meer controle. |