Het fysieke adres van een apparaat op een computernetwerk wordt opgeslagen in de netwerkinterfacecontroller (NIC). De NIC is een hardwarecomponent waarmee een computer verbinding kan maken met een netwerk. Elke NIC heeft een uniek fysiek adres, dat wordt toegewezen door de fabrikant. Het fysieke adres wordt ook wel het MAC-adres (Media Access Control-adres) of het Ethernet-adres genoemd.
Het fysieke adres wordt opgeslagen in de firmware van de NIC, een soort niet-vluchtig geheugen. Dit betekent dat het fysieke adres permanent in de NIC wordt opgeslagen en niet kan worden gewijzigd. Het fysieke adres wordt door netwerkswitches en routers gebruikt om verkeer door te sturen naar het juiste bestemmingsapparaat.
Wanneer een computer op een netwerk is aangesloten, verzendt de NIC periodieke "ARP (Address Resolution Protocol)" -verzoeken. Deze verzoeken bevatten het fysieke adres van de NIC en het IP-adres van de computer. Netwerkswitches en routers gebruiken de ARP-verzoeken om de fysieke adressen van apparaten in het netwerk te leren. Deze informatie wordt vervolgens gebruikt om verkeer door te sturen naar de juiste bestemmingsapparaten.
Het fysieke adres is een belangrijk onderdeel van de netwerkconfiguratie van een computer. Hiermee kunnen apparaten op het netwerk elkaar identificeren en met elkaar communiceren. |