De twee adressen die nodig zijn voor communicatie op internet zijn:
1. IP -adres (internetprotocoladres): Dit is een numeriek label dat is toegewezen aan elk apparaat dat is aangesloten op een computernetwerk dat het internetprotocol gebruikt voor communicatie. Het fungeert als een unieke identificatie voor elk apparaat en kan datapakketten naar de juiste bestemming worden geleid. Er zijn twee hoofdtypen IP -adressen:
* ipv4: Deze oudere versie gebruikt 32 bits en wordt geschreven als vier getallen gescheiden door periodes (bijv. 192.168.1.1).
* ipv6: Deze nieuwere versie maakt gebruik van 128 bits en is geschreven als acht groepen hexadecimale cijfers gescheiden door colons (bijv. 2001:0db8:85a3:0000:0000:8a2e:0370:7334).
2. Domeinnaam: Dit is een naam van de mens die overeenkomt met een specifiek IP-adres. "Google.com" is bijvoorbeeld een domeinnaam die wijst op een specifiek IP -adres waar de servers van Google zich bevinden. Domeinnamen zijn gemakkelijker te onthouden en te gebruiken dan IP -adressen, en daarom worden ze gebruikt in webadressen.
Hoe ze samenwerken:
* Wanneer u een domeinnaam in uw webbrowser typt, gebruikt uw computer een domeinnaamsysteem (DNS) Server om het bijbehorende IP -adres op te zoeken.
* Zodra het IP -adres is gevonden, kan uw computer datapakketten naar de juiste server verzenden.
* De server reageert met de gevraagde informatie, die vervolgens wordt weergegeven in uw webbrowser.
Dus zowel het IP -adres als het domeinnaam zijn cruciaal voor internetcommunicatie, die elk een afzonderlijke maar complementaire rol spelen in het proces. |