Telnet opereert voornamelijk binnen de vier bovenste lagen van het OSI-model:applicatie, presentatie, sessie en transport. Het heeft geen directe interactie met de lagere lagen (netwerk, datalink, fysiek), omdat het afhankelijk is van onderliggende protocollen zoals TCP/IP om deze functies af te handelen. Hier is een overzicht:
* Applicatielaag: Dit is waar de belangrijkste functionaliteit van Telnet zich bevindt. De Telnet-clienttoepassing op uw computer verzendt opdrachten (zoals het typen van tekst) en ontvangt antwoorden (wat de server weergeeft). De applicatielaag verzorgt de gebruikersinterface en de interpretatie van de gegevens. Het maakt gebruik van het Telnet-protocol om deze gegevens te formatteren en te interpreteren. Dit is waar je de op tekst gebaseerde interactie ziet.
* Presentatielaag: Telnet werkt op een eenvoudige, grotendeels ongeformatteerde manier. Er is minimale activiteit op de presentatielaag. Het verwerkt voornamelijk tekencodering (bijvoorbeeld ASCII, UTF-8), maar voert geen complexe gegevenstransformaties uit, zoals codering of compressie, die u mogelijk in andere toepassingen tegenkomt.
* Sessielaag: Telnet gebruikt het TCP-protocol op de transportlaag, zodat de sessielaag grotendeels wordt afgehandeld door de onderliggende TCP-verbinding. TCP brengt en beheert de verbinding tussen de client en de server tot stand en zorgt zo voor een betrouwbare, geordende levering van gegevens. Telnet zelf beschikt niet over geavanceerde functies voor sessiebeheer zoals die wel te vinden zijn in meer geavanceerde applicaties.
* Transportlaag: Telnet maakt vrijwel uitsluitend gebruik van TCP (Transmission Control Protocol). TCP zorgt voor een betrouwbare, geordende en op fouten gecontroleerde gegevenslevering tussen de Telnet-client en de server. Dit is van cruciaal belang om ervoor te zorgen dat de tekstopdrachten en antwoorden correct worden verzonden.
* Netwerklaag, datalinklaag en fysieke laag: Deze lagen worden afgehandeld door de onderliggende netwerkinfrastructuur (bijvoorbeeld IP-adressen, Ethernet, Wi-Fi, enz.). Telnet zelf beheert deze lagen niet rechtstreeks. TCP/IP verzorgt de routering, adressering en de fysieke overdracht van de gegevens.
Kortom:Telnet gebruikt de bovenste lagen van het OSI-model om de gebruikersinteractie en gegevensinterpretatie af te handelen, terwijl het in de onderste lagen vertrouwt op TCP/IP om de gegevens betrouwbaar over het netwerk te verzenden. Het is een heel eenvoudig protocol en daarom grotendeels onveilig en verouderd in vergelijking met moderne applicaties. |