Het is niet nauwkeurig om te zeggen dat specifieke OSI -lagen telnet gebruiken voor externe toegang. Telnet zelf werkt in meerdere lagen van het OSI -model, voornamelijk:
* Toepassingslaag (laag 7): Telnet biedt de gebruikersinterface en behandelt de interactie met het externe systeem. Het definieert de opdrachten, gegevensformaten en protocollen die worden gebruikt voor communicatie.
* transportlaag (laag 4): Telnet gebruikt meestal TCP (Transmission Control Protocol) voor betrouwbare, geordende afgifte van gegevens. TCP legt een verbinding tot stand tussen de client en de server, waardoor gegevensintegriteit en indien nodig worden hertransmissie waarborgen.
* Netwerklaag (laag 3): Telnet vertrouwt op IP (Internet Protocol) voor het aanpakken en routeren van datapakketten tussen de client en server. IP behandelt de levering van datapakketten in het netwerk.
* datalinklaag (laag 2): Deze laag hangt af van de specifieke netwerktechnologie die wordt gebruikt. Het behandelt de fysieke transmissie van gegevensframes in de netwerkinterface.
* fysieke laag (laag 1): Deze laag behandelt de fysieke transmissie van gegevensbits via het netwerkmedium, zoals kabels of draadloze signalen.
Daarom is Telnet niet beperkt tot een enkele laag, maar maakt het gebruik van meerdere lagen van het OSI -model om externe toegang te vergemakkelijken.
Belangrijke opmerking: Telnet wordt beschouwd als een onzeker protocol omdat het gegevens in gewone tekst verzendt, waardoor het kwetsbaar is voor afluisteren en man-in-the-middle-aanvallen. Voor veilige externe toegang is het ten zeerste aanbevolen om in plaats daarvan SSH (Secure Shell) te gebruiken. |