Een router gebruikt het netwerkgedeelte van het netwerklaagadres om pakketten door te sturen.
Dit is waarom:
* Netwerklaagadres: Dit verwijst naar het IP -adres in het internetprotocol (IP) -laag. Een IP -adres bestaat uit twee delen:het netwerkgedeelte en het hostgedeelte.
* Netwerkgedeelte: Dit identificeert het specifieke netwerk waartoe een apparaat behoort.
* Hostgedeelte: Dit identificeert een specifiek apparaat binnen dat netwerk.
Hoe routing werkt:
1. Pakketaankomst: Wanneer een router een pakket ontvangt, extraheert het bestemmings -IP -adres.
2. Netwerkgedeelteanalyse: De router onderzoekt het netwerkgedeelte van het bestemmings -IP -adres.
3. Routingtabel Lookup: De router raadpleegt zijn routeringstabel, die informatie bevat over bekende netwerken en het beste pad om ze te bereiken.
4. Beslissing doorsturen: Op basis van het netwerkgedeelte en de routeringstabel bepaalt de router de volgende hop (de volgende router) waar het pakket moet worden doorgestuurd.
5. Pakket doorsturen: De router stuurt het pakket door naar de juiste volgende hop.
Voorbeeld:
Overweeg een IP -adres: 192.168.1.10 .
* Netwerkgedeelte: 192.168.1
* Hostgedeelte: 10
De router gebruikt de 192.168.1 deel om het juiste pad voor het pakket te bepalen. |