In een besturingssysteem (OS):een taak (ook bekend als een proces ) is een exemplaar van een computerprogramma dat wordt uitgevoerd. Het is een fundamenteel concept in de manier waarop het besturingssysteem applicaties beheert en uitvoert. Een taak heeft zijn eigen:
* Geheugenruimte: Een speciaal gebied in het RAM waar de instructies en gegevens van het programma zich bevinden. Dit is cruciaal voor isolatie; het geheugen van de ene taak kan niet rechtstreeks worden benaderd door een andere taak (behalve onder specifieke, gecontroleerde omstandigheden).
* Uitvoeringscontext: Dit omvat de programmateller (die verwijst naar de volgende uit te voeren instructie), registerwaarden en andere informatie die nodig is om de uitvoering te hervatten.
* Bronnen: Voor de taak is mogelijk toegang nodig tot verschillende systeembronnen, zoals bestanden, netwerkverbindingen, invoer-/uitvoerapparaten en de CPU.
* Proces-ID (PID): Een unieke identificatie die door het besturingssysteem wordt toegewezen om het te onderscheiden van andere taken.
De taakplanner van het besturingssysteem is verantwoordelijk voor het beheer van deze taken, het toewijzen van bronnen, het schakelen tussen deze taken (contextwisseling) en het zorgen voor een eerlijk en efficiënt gebruik van de CPU en andere bronnen. Multitasking is afhankelijk van het feit dat het besturingssysteem meerdere taken efficiënt tegelijkertijd beheert (of schijnbaar gelijktijdig in het geval van single-coreprocessors).
Het onderscheid tussen een *proces* en een *taak* is soms vaag, en in sommige contexten worden ze door elkaar gebruikt. Sommige besturingssystemen gebruiken 'taak' echter mogelijk om te verwijzen naar een lichtere uitvoeringseenheid dan een volledig proces (zoals een thread). Maar over het algemeen kan een "taak" worden opgevat als een actief exemplaar van een programma dat wordt beheerd door het besturingssysteem. |