Een analoog apparaat is een apparaat dat een continu bereik van waarden meet of representeert. In tegenstelling tot digitale apparaten, die discrete waarden gebruiken (zoals 0 en 1), gebruiken analoge apparaten een continu signaal dat in de loop van de tijd soepel varieert. Zie het als een dimmerschakelaar voor een lamp:deze kan ergens tussen volledig uit en volledig aan staan, terwijl een digitale schakelaar alleen volledig aan of volledig uit zou zijn.
Hier volgt een overzicht van de belangrijkste kenmerken:
* Continue waarden: Analoge signalen kunnen binnen een bereik elke waarde aannemen. Een thermometer die de temperatuur meet, kan bijvoorbeeld elke waarde tussen bijvoorbeeld 0 en 100 graden Celsius weergeven, en niet alleen specifieke stappen.
* Continue tijd: Het signaal varieert voortdurend in de tijd. Er zijn geen afzonderlijke stappen of sprongen in het signaal.
* Representatie van fysieke verschijnselen: Analoge apparaten vertegenwoordigen vaak rechtstreeks fysieke verschijnselen zoals spanning, stroom, temperatuur, druk of geluid.
* Voorbeelden: Veel voorkomende voorbeelden zijn traditionele klokken met wijzers, vinylplaten, cassettebandjes, oudere thermometers, potentiometers en veel meetinstrumenten.
Digitale apparaten vertegenwoordigen daarentegen informatie met behulp van discrete getallen, vaak in binaire vorm (0 en 1). Hoewel veel moderne apparaten digitale technologie gebruiken voor verwerking en opslag, vertrouwen veel apparaten nog steeds op analoge sensoren om de echte wereld te meten. Een digitale thermometer kan bijvoorbeeld een analoge sensor gebruiken om de temperatuur te meten en dat analoge signaal vervolgens omzetten in een digitale meting voor weergave. |