Een geluidskaart, ook wel geluidskaart genoemd, bestaat uit verschillende belangrijke componenten die samenwerken om audiosignalen te verwerken. De exacte componenten en hun implementatie variëren afhankelijk van de leeftijd, verfijning en fabrikant van de kaart, maar gemeenschappelijke onderdelen zijn onder meer:
* Digitaal-naar-analoog-omzetter (DAC): Deze chip zet digitale audiogegevens (weergegeven als nullen en enen) van de computer om in analoge audiosignalen die naar luidsprekers of hoofdtelefoons kunnen worden gestuurd. De kwaliteit van de DAC heeft een aanzienlijke invloed op de geluidskwaliteit.
* Analoog-naar-digitaal-omzetter (ADC): Deze chip voert het omgekeerde proces uit, waarbij analoge audiosignalen (van een microfoon of ander invoerapparaat) worden omgezet in digitale gegevens die de computer kan begrijpen en verwerken. De kwaliteit van de ADC heeft invloed op de kwaliteit van de opnames.
* Codec (coder-decoder): Vaak worden de DAC en ADC gecombineerd in één enkel geïntegreerd circuit, een codec genaamd. Dit vereenvoudigt het ontwerp en verlaagt de kosten.
* Audioprocessor: Dit kan een aparte chip zijn of geïntegreerd in de codec. Het verwerkt verschillende audio-effectverwerkingsfuncties, zoals mixen, equalisatie (EQ), reverb en andere digitale signaalverwerkingsfuncties (DSP).
* Digitale signaalprocessor (DSP): Een gespecialiseerde microprocessor die zich toelegt op de rekenintensieve taken van digitale audioverwerking. Geavanceerdere geluidskaarten zijn voorzien van krachtigere DSP's.
* Geheugenbuffer: Een kleine hoeveelheid RAM die wordt gebruikt om audiogegevens tijdelijk op te slaan. Dit helpt de gegevensstroom soepel te laten verlopen en audio-uitval te voorkomen.
* Invoer/uitvoer (I/O)-connectoren: Dit zijn de fysieke poorten op de geluidskaart waarmee verbinding kan worden gemaakt met luidsprekers, hoofdtelefoons, microfoons en andere audioapparaten. Veel voorkomende connectoren zijn onder meer:
* Line-in: Voor het aansluiten van externe audiobronnen zoals cd-spelers of andere apparaten.
* Lijnuitgang: Voor het verzenden van audio naar externe apparaten.
* Microfooningang: Voor het aansluiten van microfoons.
* Hoofdtelefoonuitgang: Voor het aansluiten van een hoofdtelefoon.
* SPDIF (digitale interface van Sony/Philips): Voor digitale audio-invoer/uitvoer, vaak gebruikt voor aansluiting op optische of coaxiale digitale audioapparaten.
* Klokgenerator: Biedt nauwkeurige timingsignalen die nodig zijn voor nauwkeurige digitale audioverwerking.
* Mixer: Combineert audiosignalen van verschillende bronnen (bijvoorbeeld microfoon, lijningang, geluidseffecten) voordat ze naar de uitgang worden gestuurd.
* Businterface: Dit is het circuit dat de geluidskaart verbindt met het moederbord van de computer. Veel voorkomende interfaces zijn PCI, PCIe, USB en Thunderbolt.
Niet alle geluidskaarten beschikken over *alle* van deze componenten; eenvoudiger geïntegreerde geluidsoplossingen kunnen sommige functionaliteiten in één enkele chip integreren. Deze vertegenwoordigen echter de belangrijkste bouwstenen van de functionaliteit van een typische geluidskaart. |