Het fundamentele verschil tussen fat-client- en thin-client-architecturen ligt in de hoeveelheid verwerking en gegevensopslag die door de clientmachine wordt verwerkt .
* Fat-client-architectuur: De clientmachine voert lokaal een aanzienlijke hoeveelheid verwerking en gegevensopslag uit. De server fungeert in de eerste plaats als gegevensopslagplaats en mogelijk als centraal authenticatiepunt. De clientapplicatie is groot en relatief zelfvoorzienend. Denk aan oudere desktopapplicaties zoals Microsoft Word vóór cloudservices:het meeste werk gebeurde op uw computer.
* Thin-client-architectuur: De clientmachine voert minimale verwerking en gegevensopslag uit. Het grootste deel van de verwerking en gegevensopslag vindt plaats op de server. De clienttoepassing is doorgaans een klein, lichtgewicht programma dat voornamelijk elementen van de gebruikersinterface afhandelt en verzoeken doorstuurt naar de server. De server doet het zware werk. Denk aan webapplicaties of cloudgebaseerde software zoals Google Docs – het meeste werk gebeurt op de servers van Google.
Hier is een tabel met een samenvatting van de belangrijkste verschillen:
| Kenmerk | Dikke klant | Thinclient |
|----------------|------------------------------|---------------------------|
| Verwerking | Voornamelijk op client | Voornamelijk op server |
| Gegevensopslag | Significant voor klant | Minimaal op client |
| Clientsoftware | Grote, complexe applicatie | Kleine, lichtgewicht applicatie |
| Netwerkafhankelijkheid| Minder afhankelijk van netwerk | Sterk afhankelijk van netwerk |
| Onderhoud | Complexer, gedistribueerd | Eenvoudiger, gecentraliseerd |
| Beveiliging | Gegevens potentieel kwetsbaar op klanten | Data veiliger op centrale server |
| Kosten | Potentieel hogere initiële kosten voor clienthardware | Mogelijk lagere initiële kosten voor clienthardware |
In wezen verdelen fat-client-systemen de werklast, terwijl thin-client-systemen deze centraliseren. Elke aanpak heeft voor- en nadelen, afhankelijk van de specifieke toepassing en vereisten. |