De virtuele geheugengrootte is doorgaans groter dan de fysieke geheugengrootte. Hierdoor kan een computer meer programma's uitvoeren en tegelijkertijd meer gegevens opslaan dan mogelijk zou zijn met alleen fysiek geheugen. De verhouding tussen de virtuele geheugengrootte en de fysieke geheugengrootte kan variëren, maar wordt vaak ingesteld op een waarde van twee tot vier keer de grootte van het fysieke geheugen.
Als een computer bijvoorbeeld 1024 MB fysiek geheugen heeft, kan deze een virtuele geheugengrootte hebben van 2048-4096 MB. Hierdoor zou de computer meer programma's kunnen uitvoeren en tegelijkertijd meer gegevens kunnen opslaan dan mogelijk zou zijn met slechts 1024 MB geheugen.
Virtueel geheugen werkt door een deel van de harde schijf te gebruiken als uitbreiding van het fysieke geheugen. Wanneer het fysieke geheugen vol is, worden gegevens die niet actief worden gebruikt naar de harde schijf verplaatst. Hierdoor wordt fysiek geheugen vrijgemaakt, zodat het door andere programma's en gegevens kan worden gebruikt. Wanneer de gegevens opnieuw nodig zijn, worden deze terug verplaatst naar het fysieke geheugen.
Virtueel geheugen is een waardevolle hulpbron waarmee computers meer programma's kunnen uitvoeren en tegelijkertijd meer gegevens kunnen opslaan dan mogelijk zou zijn met alleen fysiek geheugen. Het is echter belangrijk op te merken dat virtueel geheugen langzamer is dan fysiek geheugen. Toegang tot gegevens uit virtueel geheugen kan langer duren dan toegang tot gegevens uit fysiek geheugen. Daarom is het belangrijk om virtueel geheugen alleen te gebruiken voor gegevens die niet actief worden gebruikt. |