Bussen in een computer zijn routes die gegevens tussen verschillende componenten overbrengen. Ze zijn op verschillende manieren gecategoriseerd en de verschillen zijn niet altijd scherp. Hier zijn enkele veelvoorkomende manieren om ze te classificeren:
1. Via methode voor gegevensoverdracht:
* Parallelle bussen: Verzend meerdere gegevensbits tegelijkertijd via meerdere draden. Dit is sneller, maar vereist meer draden en is gevoeliger voor interferentie, waardoor dit minder gebruikelijk is in moderne systemen. Oudere ISA- en EISA-bussen reden parallel.
* Seriële bussen: Verzend gegevens bit voor bit via een enkele draad of een paar draden. Dit is efficiënter qua bedrading en minder gevoelig voor interferentie, waardoor het de dominante aanpak is in moderne systemen. USB, SATA, PCIe zijn voorbeelden.
2. Per functie/doel:
* Adresbus: Bevat het geheugenadres waartoe de CPU toegang wil (lezen van of schrijven naar). Het is unidirectioneel (CPU naar geheugen).
* Databus: Draagt de daadwerkelijke gegevens over die worden overgedragen tussen componenten (CPU, geheugen, I/O-apparaten). Het is bidirectioneel (gegevens kunnen in beide richtingen stromen).
* Besturingsbus: Draagt besturingssignalen over die de activiteiten van de verschillende componenten coördineren. Dit omvat signalen zoals lezen/schrijven, interruptverzoeken, timingsignalen voor geheugentoegang, enz. Het is bidirectioneel.
3. Op locatie/bereik:
* Interne bussen (lokale bussen): Sluit componenten binnen de CPU aan (bijvoorbeeld tussen de CPU-kernen en cache) of op het moederbord (bijvoorbeeld door de CPU met RAM te verbinden). Voorbeelden hiervan zijn de front-side bus (FSB) (ouder), de systeembus (vaak synoniem met FSB) en de nieuwere hogesnelheidsverbinding zoals Intel's QuickPath Interconnect (QPI) of AMD's Infinity Fabric.
* Externe bussen (uitbreidingsbussen): Sluit het moederbord aan op externe apparaten zoals opslagschijven, grafische kaarten en netwerkadapters. Voorbeelden zijn PCIe (Peripheral Component Interconnect Express), USB (Universal Serial Bus), SATA (Serial ATA) en oudere standaarden zoals ISA, EISA en PCI.
4. Volgens architectuur/standaard:
Veel bussen zijn gedefinieerd door specifieke normen en hebben bijzondere fysieke en elektrische kenmerken. De hierboven genoemde voorbeelden (PCIe, USB, SATA) zijn allemaal standaarden die de interface, signalering, datasnelheden en andere specificaties voor de bus definiëren.
Het is belangrijk op te merken dat de grenzen tussen deze classificaties soms vaag zijn. PCIe is bijvoorbeeld zowel een seriële bus als een externe bus. Bovendien integreren moderne systemen vaak meerdere bussen die samenwerken. Het onderscheid tussen "adres", "data" en "controle" bussen is vaak minder duidelijk op de hogere abstractieniveaus, waarbij complexe protocollen deze functies binnen één enkele fysieke bus afhandelen. |