Elke generatie computers wordt gekenmerkt door aanzienlijke technologische vooruitgang, wat leidt tot kleinere, snellere en krachtigere machines. Hier is een samenvatting van de belangrijkste kenmerken van elke generatie:
Eerste generatie (jaren 40 en 50):vacuümbuizen
* Technologie: Gebruikte vacuümbuizen voor circuits en magnetische trommels voor geheugen.
* Grootte: Enorm, het beslaat hele kamers.
* Snelheid: Zeer traag, verwerkingssnelheden gemeten in milliseconden of zelfs seconden.
* Stroomverbruik: Extreem hoog, waardoor aanzienlijke hitte ontstaat.
* Programmeren: Geprogrammeerd met behulp van machinetaal (binaire code), waarvoor gespecialiseerde kennis vereist is.
* Betrouwbaarheid: Gevoelig voor frequente storingen vanwege de kwetsbaarheid van vacuümbuizen.
* Voorbeelden: ENIAC, UNIVAC I
Tweede generatie (jaren 50-60):transistors
* Technologie: Vacuümbuizen zijn vervangen door transistors, wat heeft geleid tot kleinere, snellere, betrouwbaardere en energiezuinigere computers.
* Grootte: Aanzienlijk kleiner dan computers van de eerste generatie.
* Snelheid: Verwerkingssnelheden verhoogd tot microseconden.
* Stroomverbruik: Lager dan computers van de eerste generatie.
* Programmeren: Er werd assembleertaal geïntroduceerd, waardoor het programmeren iets eenvoudiger werd. Programmeertalen op hoog niveau zoals FORTRAN en COBOL ontstonden.
* Betrouwbaarheid: Aanzienlijk toegenomen ten opzichte van de eerste generatie.
* Voorbeelden: IBM 7094, PDP-1
Derde generatie (jaren 60 en 70):geïntegreerde schakelingen (IC's)
* Technologie: Gebruikte geïntegreerde schakelingen (IC's), die meerdere transistors op een enkele siliciumchip verpakten.
* Grootte: Veel kleiner en compacter dan voorgaande generaties.
* Snelheid: Verwerkingssnelheden verhoogd tot nanoseconden.
* Stroomverbruik: Voortdurende daling van het stroomverbruik.
* Programmeren: Programmeertalen op hoog niveau kwamen steeds vaker voor. Er ontstonden besturingssystemen die multitasking mogelijk maakten.
* Betrouwbaarheid: Verder verhoogde betrouwbaarheid en minder onderhoud.
* Voorbeelden: IBM Systeem/360, PDP-8
Vierde generatie (jaren 70-heden):microprocessors
* Technologie: Gebruikte microprocessors, die de hele CPU op één chip plaatsten. Dit leidde tot de ontwikkeling van personal computers.
* Grootte: Extreem klein, wat leidt tot de miniaturisering van computers.
* Snelheid: Verwerkingssnelheden verhoogd tot picoseconden.
* Stroomverbruik: Zeer laag stroomverbruik.
* Programmeren: Programmeertalen op hoog niveau domineerden. Geavanceerde besturingssystemen en softwareapplicaties werden gemeengoed.
* Betrouwbaarheid: Hoge betrouwbaarheid en lage onderhoudsvereisten.
* Voorbeelden: Intel 4004, Apple II, IBM-pc
Vijfde generatie (heden en later):kunstmatige intelligentie (AI)
* Technologie: Richt zich op kunstmatige intelligentie, parallelle verwerking en quantum computing. Maakt gebruik van technologieën zoals neurale netwerken en machine learning.
* Grootte: Varieert sterk, van embedded systemen tot grote supercomputers.
* Snelheid: Extreem hoge verwerkingssnelheden, waarbij vaak gebruik wordt gemaakt van parallelle verwerking.
* Stroomverbruik: Varieert sterk, afhankelijk van de gebruikte technologie.
* Programmeren: Voor de ontwikkeling van AI worden complexe programmeertalen en gespecialiseerde software gebruikt.
* Betrouwbaarheid: Nog in ontwikkeling, maar streeft naar meer autonomie en robuustheid.
* Voorbeelden: Supercomputers die worden gebruikt voor AI-onderzoek, zelfrijdende auto's, geavanceerde robotica.
Het is belangrijk op te merken dat deze generaties niet strikt gedefinieerd zijn en dat er vaak overlap tussen hen bestaat. De overgangen verliepen geleidelijk, waarbij de vooruitgang op het ene gebied vaak van invloed was op andere. De categorisering helpt om de grote technologische verschuivingen te begrijpen die de evolutie van computers hebben gevormd. |