Om een netwerk op te zetten, hebt u doorgaans het volgende nodig:
1. Netwerkinterfacekaarten (NIC's): Dit zijn apparaten waarmee computers en andere apparaten verbinding kunnen maken met het netwerk. Dit kan bedraad (Ethernet) of draadloos (Wi-Fi) zijn.
2. Transmissiemedium: Dit is het fysieke pad waar gegevens doorheen reizen. Voorbeelden hiervan zijn Ethernet-kabels, glasvezelkabels en draadloze radiogolven.
3. Netwerkapparaten (minimaal een router/switch): Deze beheren en sturen de gegevensstroom binnen het netwerk. Een router maakt verbinding met internet en verzorgt het routeringsverkeer tussen netwerken, terwijl een switch apparaten binnen één lokaal netwerk verbindt. Complexere netwerken kunnen over extra apparaten beschikken, zoals hubs, bridges of firewalls. |