Hier zijn drie netwerkapparaten die werken op de data-linklaag van het OSI-model:
1. Bridges: Bridges verbinden twee of meer netwerksegmenten, meestal LAN's. Ze werken op laag 2 door de MAC -adressen in frames te onderzoeken om de bestemming te bepalen. Bridges leren welke apparaten zich op elk segment bevinden en frames alleen voor de benodigde segmenten, waardoor het netwerkverkeer wordt verminderd en de prestaties wordt verbeterd.
2. Schakelaars: Net als met bruggen werken schakelaars ook op laag 2. Ze zijn geavanceerder en kunnen meerdere gelijktijdige verbindingen aan. Ze gebruiken MAC -adrestabellen om frames efficiënt door te sturen, waardoor een speciaal pad voor elke verbinding biedt. Schakelaars zijn essentieel voor moderne netwerken en bieden betere beveiliging en prestaties in vergelijking met hubs.
3. Netwerkinterfacekaarten (NICS): NIC's zijn de fysieke interface tussen een computer en een netwerk. Ze werken op de data-linklaag, waarbij ze de conversie van gegevens van de fysieke laag in frames en vice versa omgaan. Ze beheren ook het MAC -adres van het apparaat.
Belangrijke opmerking: Hoewel deze apparaten voornamelijk op laag 2 werken, kunnen ze ook tot op zekere hoogte inwerken met hogere lagen. Schakelaars kunnen bijvoorbeeld in sommige gevallen Layer 3 -informatie gebruiken voor het routeren van beslissingen. |