De netwerklaag van het OSI -model is verantwoordelijk voor het routeren en aanpakken van gegevenspakketten in een netwerk. Hoewel het niet direct communiceert met de transportlaag, speelt het een cruciale rol bij het mogelijk maken van communicatie tussen de transportlaag en de datalinklaag.
Hier is een uitsplitsing van hoe de netwerklaag interactie heeft met deze lagen:
de rol van netwerklaag:
* adressering: De netwerklaag geeft logische adressen (zoals IP -adressen) toe aan apparaten op het netwerk, waardoor gegevens correct kunnen worden geleid.
* routering: Het bepaalt het beste pad voor datapakketten om van de bron naar de bestemming te reizen, met behulp van routeringsprotocollen zoals RIP, OSPF en BGP .
* Pakketsegmentatie: De netwerklaag kan grote datapakketten verdelen in kleinere (fragmenten) om efficiënter via het netwerk te worden verzonden.
* Foutcontrole: Het voert basisfoutdetectie uit, hoewel robuustere foutafhandeling meestal wordt afgehandeld door de datalinklaag.
Communicatie met de transportlaag:
* Gegevensoverdracht: De netwerklaag ontvangt datapakketten van de transportlaag (die informatie toevoegt zoals poortnummers voor communicatie) en samenvat met zijn eigen kopinformatie (zoals IP -adressen).
* Pakketlevering: De netwerklaag routeert deze ingekapselde pakketten vervolgens via het netwerk naar de juiste bestemming.
Communicatie met de datalinklaag:
* Gegevensoverdracht: De netwerklaag stuurt de ingekapselde datapakketten (inclusief zijn eigen header) naar de datalinklaag.
* frame -assemblage: De datalinklaag voegt zijn eigen header- en trailer -informatie toe (Mac -adressen, foutcontrolecodes, enz.) Om een gegevensframe te maken dat klaar is voor verzending in het fysieke netwerk.
Samenvattend:
Hoewel de netwerklaag zelf niet direct communiceert met de transportlaag, fungeert deze als de brug tussen de twee lagen. De adresserings-, routerings- en pakketmanipulatiefuncties van de netwerklaag zijn cruciaal om ervoor te zorgen dat gegevens correct kunnen worden geleverd van de transportlaag naar de datalinklaag, waardoor uiteindelijk de beoogde ontvanger wordt bereikt.
Protocollen die in de netwerklaag werken:
* Internet Protocol (IP) :Het fundamentele protocol voor internetbewerking, verantwoordelijk voor het aanpakken en routeren van gegevenspakketten.
* Adresresolutie Protocol (ARP) :Gebruikt om IP -adressen toe te wijzen aan fysieke MAC -adressen.
* Internet Control Message Protocol (ICMP) :Gebruikt voor foutrapportage en netwerkdiagnostiek.
* routingprotocollen: RIP, OSPF, BGP, enz., Wordt gebruikt om de beste paden te bepalen voor datapakketten om door het netwerk te reizen.
Opmerking: Het OSI -model is een conceptueel raamwerk en werkelijke netwerkimplementaties houden zich er misschien niet strikt aan. |