Een switch is een apparaat dat gegevens over één netwerk verplaatst. Het werkt op laag 2 (datalinklaag) van het OSI-model (Open Systems Interconnection) en verbindt meerdere apparaten op een computernetwerk door gebruik te maken van pakketschakeling om gegevens te ontvangen, verwerken en door te sturen naar het aangewezen apparaat.
In tegenstelling tot hubs, die eenvoudigweg gegevens doorgeven aan alle aangesloten apparaten, zijn switches in staat de MAC-adressen (Media Access Control) van de aangesloten apparaten te leren en een MAC-adrestabel bij te houden. Wanneer een datapakket bij een switch arriveert, leest het het MAC-adres van de bestemming in de pakketheader en stuurt het pakket alleen door naar de poort die is verbonden met het apparaat met dat MAC-adres. Deze efficiënte methode voor het doorsturen van gegevens, ook wel MAC-leren genoemd, minimaliseert het netwerkverkeer en verbetert de algehele netwerkprestaties door gegevens alleen naar de beoogde ontvanger te verzenden.
Switches bieden verschillende voordelen ten opzichte van hubs, waaronder minder netwerkcongestie, veiligere gegevensoverdracht, hogere netwerksnelheid, schaalbaarheid en de mogelijkheid om een netwerk in verschillende subnetwerken te segmenteren. Deze kwaliteiten maken switches tot essentiële componenten in hedendaagse netwerkinfrastructuren, variërend van kleine thuisnetwerken tot uitgebreide netwerken op bedrijfsniveau. |