De eerste computermuis, uitgevonden door Douglas Engelbart in 1964, werkte met behulp van een paar wielen om beweging over een oppervlak te volgen. Hier is hoe het werkte:
1. wielen en sensoren: De muis had twee kleine wielen loodrecht op elkaar geplaatst, een voor horizontale beweging en een voor verticale beweging. Deze wielen waren verbonden met sensoren.
2. Beweging volgen: Terwijl de muis over een oppervlak werd bewogen, rolden de wielen en draaiden de verbonden sensoren. Deze sensoren genereerden elektrische signalen die overeenkwamen met de afstand en richting van de beweging van de muis.
3. Signaaltransmissie: De elektrische signalen van de sensoren werden via een kabel naar de computer verzonden.
4. Cursorbesturing: De computer interpreteerde de signalen van de muis en vertaalde ze in cursorbewegingen op het scherm. Hierdoor konden gebruikers de cursor op het scherm bedienen door de muis te verplaatsen.
Key -functies:
* geen knoppen: De originele muis had geen knoppen, waardoor gebruikers op een toetsenbord moeten vertrouwen voor interactie.
* Beperkte functionaliteit: In vergelijking met moderne muizen waren de mogelijkheden van de originele muis beperkt. Het bood eenvoudigweg een middel om de cursormositie te regelen.
* WIRED -verbinding: De muis was via een kabel op de computer verbonden, die zijn beweging beperkte.
Terwijl de originele muis een eenvoudig apparaat was, bracht hij een revolutie teweeg in interactie tussen mens en computer door het concept van een directe, fysieke manier te introduceren om een cursor te besturen. Deze uitvinding legde de basis voor de ontwikkeling van de moderne computermuis, die een onmisbaar hulpmiddel is geworden bij computergebruik. |