De basismuisacties zijn:
klikken:
* Links klik: De meest voorkomende actie, gebruikt voor het selecteren van items, het openen van koppelingen en het activeren van knoppen.
* Klik met de rechtermuisknop: Opent een contextmenu met opties die specifiek zijn voor het item waarop u hebt geklikt.
* Dubbelklik: Voert een specifieke actie uit, afhankelijk van de context, zoals het openen van een bestand of het bewerken van een item.
zwevend:
* zwevend: De muiscursor over een item verplaatsen zonder te klikken. Dit kan vaak tooltips, previews of andere interactieve effecten activeren.
slepen:
* slepen: Klik op en houd de linkermuisknop ingedrukt terwijl u de muis verplaatst, gebruikt om meerdere items te verplaatsen of te selecteren.
* slepen en vallen: Een item slepen en de muisknop vrijgeven over een specifieke locatie, vaak gebruikt om bestanden te verplaatsen, inhoud te kopiëren of te communiceren met elementen binnen een programma.
scrollen:
* scrollen: Een scrollwiel of trackpad gebruiken om omhoog of omlaag te gaan via een document, webpagina of venster.
Andere acties:
* Wiel klikken: Klik op het scrollwiel, vaak gebruikt voor specifieke functies binnen programma's.
* zijknoppen: Sommige muizen hebben extra knoppen aan de zijkanten, die kunnen worden aangepast voor verschillende acties.
Dit zijn de basismuisacties, maar veel programma's en besturingssystemen gebruiken ook combinaties van deze acties om complexere functies uit te voeren. Als u bijvoorbeeld Ctrl + klikt of verschuiven + Klik op het gedrag van een klik wijzigen. |