De vier belangrijkste onderdelen van een computersysteem zijn:
1. Hardware: De fysieke componenten van een computer.
* Voorbeelden: CPU (Central Processing Unit, zoals een Intel Core i7 of AMD Ryzen 5), RAM (Random Access Memory, zoals DDR4 of DDR5), harde schijf (HDD) of solid-state drive (SSD), monitor, toetsenbord, muis, grafische kaart (GPU, zoals een NVIDIA GeForce RTX of AMD Radeon RX), moederbord, voedingseenheid (PSU).
2. Software: De programma's en gegevens die de hardware vertellen wat ze moeten doen.
* Voorbeelden: Besturingssystemen (zoals Windows, macOS, Linux), applicaties (zoals Microsoft Word, Google Chrome, Adobe Photoshop), stuurprogramma's (software waarmee het besturingssysteem kan communiceren met hardware), hulpprogramma's (zoals antivirussoftware, schijfdefragmentatie).
3. Gegevens: De ruwe feiten, cijfers en symbolen die de computer verwerkt en opslaat.
* Voorbeelden: Tekstdocumenten, afbeeldingen, video's, audiobestanden, spreadsheets, databases, programmacode.
4. Gebruikers: De mensen die interactie hebben met het computersysteem. Dit omvat zowel de eindgebruikers (degenen die de computer voor dagelijkse taken gebruiken) als de systeembeheerders (degenen die het systeem onderhouden en beheren).
* Voorbeelden: Een student die een laptop gebruikt om een essay te schrijven, een grafisch ontwerper die een werkstation gebruikt om afbeeldingen te maken, een netwerkbeheerder die een server beheert.
Het is belangrijk op te merken dat sommige classificaties gegevens kunnen groeperen met software, maar door ze te scheiden wordt het onderscheid benadrukt tussen instructies (software) en de informatie die wordt gemanipuleerd (gegevens). |