De manier waarop u opdrachten invoert op een besturingssysteem (OS) hangt sterk af van het besturingssysteem zelf en of u een grafische gebruikersinterface (GUI) of een opdrachtregelinterface (CLI) gebruikt.
1. Grafische gebruikersinterface (GUI):
De meeste moderne besturingssystemen (zoals Windows, macOS en de meeste Linux-distributies met desktopomgevingen zoals GNOME, KDE, enz.) maken voornamelijk gebruik van GUI's. Commando's in een GUI worden niet rechtstreeks als tekstcommando's getypt, maar worden geïnitieerd via acties zoals:
* Klik op pictogrammen: Dit is de meest voorkomende manier. Als u op een pictogram klikt dat een programma of bestand vertegenwoordigt, wordt een opdracht gestart (bijvoorbeeld een bestand openen, een toepassing starten).
* Menu's gebruiken: Door opties te selecteren uit menu's binnen toepassingen worden ook opdrachten uitgevoerd (bijvoorbeeld "Opslaan als", "Afdrukken", "Kopiëren").
* Slepen en neerzetten: Het verplaatsen van bestanden of pictogrammen met de muis fungeert ook als een opdracht (bijvoorbeeld een bestand naar een andere map verplaatsen).
* Dialoogvensters gebruiken: Dialoogvensters die verschijnen wanneer u bepaalde acties uitvoert (bijvoorbeeld software installeren) bieden opties om opdrachten te selecteren.
In wezen vertalen GUI's uw muisklikken en selecties in onderliggende opdrachten die het besturingssysteem uitvoert. Je typt niet rechtstreeks opdrachten, maar je gebruikt visuele elementen om ze te activeren.
2. Opdrachtregelinterface (CLI):
Met CLI's, ook wel terminals of consoles genoemd, kunt u rechtstreeks met het besturingssysteem communiceren door tekstopdrachten te typen. De methode varieert enigszins, afhankelijk van het besturingssysteem:
* Vensters: Normaal gesproken opent u de opdrachtprompt (cmd.exe) of PowerShell. U typt een opdracht (bijvoorbeeld `dir` om bestanden weer te geven, `ipconfig` om netwerkinstellingen te bekijken) en drukt op Enter.
* macOS/Linux: U opent een terminalapplicatie (meestal "Terminal" genoemd). De opdrachten zijn over het algemeen vergelijkbaar in veel Linux-distributies, vaak gebaseerd op Bash- of Zsh-shells. Je typt een commando (bijvoorbeeld `ls` om bestanden weer te geven, `pwd` om de huidige map te zien) en drukt op Enter.
In zowel Windows- als macOS/Linux-CLI's moet u doorgaans de specifieke opdracht en eventuele vereiste argumenten of opties kennen. `ls -l` (op macOS/Linux) biedt bijvoorbeeld een meer gedetailleerde bestandslijst dan `ls` alleen.
Samenvattend:GUI-opdrachten zijn visuele acties, terwijl CLI-opdrachten tekstgebaseerde instructies zijn die in een terminal worden getypt. Beide bereiken hetzelfde doel:het besturingssysteem opdracht geven een specifieke taak uit te voeren. |