Het belangrijkste onderscheid tussen een apparaat voor gegevensverzameling en andere invoerapparaten ligt in de aard en het doel van de gegevens die ze verzamelen .
* Invoerapparaten nemen over het algemeen door mensen verstrekte informatie en vertalen deze in een formaat dat een computer kan begrijpen. Voorbeelden hiervan zijn toetsenborden, muizen, touchscreens, joysticks en microfoons – die allemaal menselijke interactie vereisen om de invoer te initiëren en vorm te geven.
* Apparaten voor gegevensverzameling daarentegen zijn primair ontworpen om automatisch gegevens uit de omgeving of een systeem te verzamelen zonder directe menselijke tussenkomst (of met minimale tussenkomst). Deze gegevens zijn vaak kwantitatief en worden vaak met hoge frequentie vastgelegd. Ze zijn gericht op het *meten* en *vastleggen* van gegevens in plaats van het ontvangen van directe opdrachten of instructies van een gebruiker. Voorbeelden zijn onder meer:
* Sensoren: Temperatuursensoren, druksensoren, versnellingsmeters, GPS-units, vochtigheidssensoren, lichtsensoren, etc. Deze monitoren en registreren passief veranderingen in hun omgeving.
* Scanners: Barcodescanners, RFID-scanners, beeldscanners. Ze leggen gegevens vast die zijn gecodeerd in fysieke vormen.
* Wetenschappelijke instrumenten: Spectrometers, chromatografen, telescopen – gespecialiseerde apparaten die grote datasets produceren voor analyse.
* Ingebedde systemen: Apparaten binnen grotere systemen die gegevens verzamelen voor controle- of monitoringdoeleinden.
Hoewel er enige overlap is (een touchscreen kan zowel een invoerapparaat zijn als, in sommige toepassingen, een apparaat voor gegevensverzameling, afhankelijk van de context), blijft het kernverschil de autonomie en het doel van data-acquisitie. Apparaten voor gegevensverzameling zijn ontworpen voor geautomatiseerde, vaak continue, gegevensverzameling, terwijl invoerapparaten voornamelijk de interactie tussen mens en computer vergemakkelijken. |