Het deel van de interfaceconfiguratie dat vaak *niet* wordt weergegeven in de uitvoer van basisopdrachten (zoals `ip addr` of `ifconfig` op Linux, of vergelijkbare opdrachten op andere systemen) zijn de beheerinstellingen . Dit zijn de instellingen die bepalen of de interface *enabled* of *disabled* is.
Hoewel u het IP-adres, het subnetmasker en andere operationele parameters van de interface ziet, wordt in de opdrachtuitvoer doorgaans niet expliciet aangegeven of de beheerder de interface heeft in- of uitgeschakeld. Je zou de status ervan kunnen afleiden uit het feit of er een IP-adres aan is toegewezen en 'up' is, maar dat is geen directe weergave van de administratieve status. Normaal gesproken heb je afzonderlijke commando's nodig (zoals 'ip link show' met de vlaggen 'up' of 'down', of gerelateerde systeemspecifieke commando's) om te controleren of de interface administratief is in- of uitgeschakeld. |