Uitgangsconnectoren zijn de fysieke interfaces op een apparaat die gegevens of signalen *uit* het apparaat verzenden. Ze zijn de tegenhanger van invoerconnectoren, die gegevens ontvangen. Het type connector bepaalt het type signaal dat wordt overgedragen en hoe deze wordt aangesloten op andere apparaten.
Voorbeelden zijn onder meer:
* HDMI (High-Definition Multimedia Interface): Gebruikelijk voor het verzenden van high-definition video- en audiosignalen van een bron zoals een Blu-ray-speler of gameconsole naar een beeldscherm.
* USB (Universele Seriële Bus): Een veelzijdige connector die wordt gebruikt voor verschillende gegevensoverdrachten, stroomvoorziening en randapparatuurverbindingen. Er zijn veel USB-versies (A, B, C, micro-B, enz.), elk met verschillende mogelijkheden en fysieke vormen.
* DisplayPort: Een andere digitale weergave-interface, vaak te vinden op computers en grafische kaarten, die in sommige configuraties hogere resoluties en vernieuwingsfrequenties kan bieden dan HDMI.
* Ethernet (RJ45): Verbindt apparaten met een netwerk via bekabelde verbindingen.
* RCA (Radio Corporation of America): Oudere analoge connectoren, vaak gebruikt voor video en audio (rood, wit, geel).
* Hoofdtelefoonaansluiting (3,5 mm): Voor het aansluiten van een hoofdtelefoon of luidsprekers op de audio-uitgang.
* S-Video: Een oudere analoge videoconnector, die een betere kwaliteit biedt dan composietvideo (RCA geel).
* Optisch (Toslink): Draagt digitale audiosignalen over met behulp van licht.
* Coaxiaal: Gebruikt voor verschillende doeleinden, waaronder audio- en videosignalen, maar nu minder gebruikelijk.
Welke specifieke uitgangsconnector nodig is, hangt volledig af van het apparaat en het beoogde gebruik. Een grafische kaart kan bijvoorbeeld HDMI- en DisplayPort-uitgangen hebben, terwijl een smartphone mogelijk een USB-C-poort heeft voor zowel gegevens- als stroomuitvoer, en een hoofdtelefoonaansluiting. |