Gegevens worden niet rechtstreeks in een USB-station 'ingevoerd', zoals u op een toetsenbord zou typen. In plaats daarvan worden er gegevens naartoe *geschreven*. Dit gebeurt via een complex proces dat verschillende stappen omvat:
1. Gegevensbron: De gegevens komen ergens vandaan:het geheugen van een computer (RAM), een bestand op de harde schijf, het interne geheugen van een camera, enz.
2. Gegevensoverdracht: De gegevens worden van de bron naar de USB-controller van de computer overgebracht. Dit is een chip in de computer die de communicatie met USB-apparaten regelt. De overdracht maakt gebruik van verschillende protocollen, afhankelijk van het type USB-verbinding (USB 2.0, 3.0, 3.1, 3.2, enz.) en de gegevens die worden overgedragen. Deze protocollen zorgen voor foutcorrectie en gegevensintegriteit.
3. USB-controller naar USB-station: De USB-controller stuurt de gegevens via de USB-kabel naar het USB-station. De controllerchip van de schijf ontvangt deze gegevens.
4. Schrijven naar Flash-geheugen: De controllerchip van de USB-drive schrijft de gegevens vervolgens naar het flashgeheugen van de drive. Flash-geheugen is een soort niet-vluchtige opslag, wat betekent dat gegevens behouden blijven, zelfs als de stroom wordt uitgeschakeld. Het schrijfproces omvat complexe bewerkingen op laag niveau om de structuur van het flashgeheugen te beheren (blokken, pagina's, slijtage-nivellering, enz.). Dit wordt volledig afgehandeld door de firmware van de schijf (interne software).
5. Verificatie: Vaak verifieert de controller van de schijf of de gegevens correct zijn geschreven. Dit kan inhouden dat een klein deel van de gegevens wordt teruggelezen en met het origineel wordt vergeleken.
Kortom, u "voert" gegevens niet rechtstreeks in. Het proces wordt nauwkeuriger beschreven als het schrijven van gegevens naar het flashgeheugen van de USB-drive, beheerd door de computer, de USB-controller en de interne circuits en firmware van de drive. |