Ingangssensoren zijn apparaten die fysieke verschijnselen in de omgeving detecteren en deze omzetten in signalen die door een computer of ander elektronisch systeem kunnen worden verwerkt. In wezen fungeren ze als de ‘ogen, oren en andere zintuigen’ van een machine. Deze signalen zijn doorgaans elektrisch, maar kunnen ook optische of andere soorten signalen zijn.
Hier is een overzicht van hun functie:
* Waarnemen: Ze detecteren een specifieke fysieke grootheid, zoals temperatuur, druk, licht, geluid, versnelling, vochtigheid of positie.
* Transductie: Ze zetten de gedetecteerde fysieke grootheid om in een meetbaar signaal. Dit conversieproces wordt transductie genoemd. Een temperatuursensor kan bijvoorbeeld een verandering in temperatuur omzetten in een verandering in spanning.
* Uitvoer: Ze leveren het geconverteerde signaal aan een systeem voor verwerking en interpretatie. Dit signaal kan worden gebruikt om een actie te activeren, een proces te besturen of informatie weer te geven.
Voorbeelden van veel voorkomende invoersensoren zijn:
* Temperatuursensoren (thermistors, thermokoppels): Meet de temperatuur.
* Druksensoren: Meet de druk.
* Lichtsensoren (fotoweerstanden, fotodiodes): Meet de lichtintensiteit.
* Nabijheidssensoren: Detecteer de aanwezigheid of afwezigheid van een object in de buurt.
* Versnellingsmeters: Meet de versnelling.
* Gyroscopen: Meet de hoeksnelheid (rotatiesnelheid).
* GPS-ontvangers: Locatie bepalen.
* Microfoons: Meet geluid.
* Camera's: Beelden vastleggen.
* Touchscreens: Aanraakinvoer detecteren.
* Potentiometers: Meet positie of hoek.
Kortom, invoersensoren overbruggen de kloof tussen de fysieke wereld en de digitale wereld, waardoor machines kunnen communiceren met en reageren op hun omgeving. |