Sockets maken communicatie tussen applicaties via internet mogelijk. Deze toepassingen kunnen verschillende programma's zijn die op dezelfde computer worden uitgevoerd, of verschillende computers op verschillende netwerken. Stopcontacten zijn als de deuren en ramen van een huis:ze maken het mogelijk gegevens uit te wisselen tussen verschillende delen van het huis, of tussen het huis en de buitenwereld.
_Hier is een vereenvoudigd voorbeeld van hoe sockets werken:_
- Programma A creëert een socket. Dit is hetzelfde als het openen van een deur in huis. Het stopcontact wordt geïdentificeerd door een uniek adres, zoals een straatadres.
- Programma B wordt aangesloten op het stopcontact. Dit is alsof er iemand op de deur klopt. Programma B moet het adres weten van het stopcontact waarmee het verbinding wil maken, net zoals iemand het adres moet weten van het huis dat hij wil bezoeken.
- Eenmaal verbonden kunnen de twee programma's communiceren. Ze kunnen berichten heen en weer sturen, zoals mensen die door een open deur praten.
Sockets kunnen verschillende communicatieprotocollen gebruiken om te bepalen hoe gegevens worden verzonden en ontvangen. Enkele veel voorkomende protocollen zijn:
- TCP (Transmission Control Protocol): TCP is een betrouwbaar protocol, wat betekent dat het ervoor zorgt dat gegevens correct worden verzonden en ontvangen, en dat gegevens niet beschadigd raken of verloren gaan.
- UDP (User Datagram Protocol): UDP is een minder betrouwbaar protocol, maar wel sneller dan TCP. UDP garandeert niet dat gegevens correct worden verzonden of ontvangen, maar wordt vaak gebruikt voor toepassingen waarbij snelheid belangrijker is dan betrouwbaarheid, zoals online gamen of het streamen van video.
Sockets zijn een essentieel onderdeel van het internet en worden gebruikt door vrijwel alle toepassingen die via het netwerk communiceren. |