Een flashdrive met informatie erop wordt gebruikt door deze aan te sluiten op een USB-poort van een computer of ander apparaat (zoals een tv, gameconsole of autoradio). Eenmaal aangesloten, herkent het besturingssysteem de schijf en krijgt de gebruiker toegang tot de inhoud ervan. De gebruiker kan dan:
* Bestanden bekijken: Open en bekijk documenten, foto's, video's en andere bestanden die op de schijf zijn opgeslagen.
* Bestanden kopiëren: Breng bestanden over van de schijf naar de computer of een ander apparaat.
* Bestanden verplaatsen: Breng bestanden van de computer of een ander apparaat over naar de schijf.
* Bestanden verwijderen: Verwijder bestanden van de schijf.
* Programma's uitvoeren: (Hoewel dit om veiligheidsredenen over het algemeen niet wordt aanbevolen) Uitvoerbare bestanden (.exe, .app, enz.) die op de schijf zijn opgeslagen, kunnen worden uitgevoerd.
* Software installeren: Sommige software-installatieprogramma's worden gedistribueerd via flashdrives.
* Back-up van gegevens maken: Flash-drives kunnen worden gebruikt om back-ups van belangrijke bestanden te maken.
De specifieke acties zijn afhankelijk van het type bestanden dat op de schijf is opgeslagen en de mogelijkheden van het apparaat waarop deze is aangesloten. Er kan bijvoorbeeld een fotoviewer nodig zijn om foto's te bekijken, een mediaspeler voor video's en een documentlezer voor Word-documenten. |