Processoren "slaan" gegevens niet rechtstreeks op zoals een harde schijf of RAM dat doet. Ze *verwerken* gegevens, waarbij ze gebruik maken van interne structuren die gegevens tijdelijk vasthouden tijdens berekeningen. De daadwerkelijke opslag gebeurt in het geheugen (RAM) of opslagapparaten (harde schijven, SSD's, enz.). De processor communiceert met deze externe opslaglocaties om gegevens op te halen en te verzenden.
Hier volgt een overzicht van hoe een processor met gegevens omgaat:
* Registreert: Dit zijn kleine, extreem snelle opslaglocaties *in* de processor zelf. Ze bevatten de gegevens die momenteel worden verwerkt. Registers zijn cruciaal voor de snelheid, omdat de toegang ertoe veel sneller gaat dan de toegang tot RAM. Het aantal en de typen registers variëren afhankelijk van de processorarchitectuur (bijvoorbeeld x86, ARM). Elk register bevat doorgaans een enkel stuk gegevens (een woord, een byte, enz.).
* Cache: Dit is een hiërarchie van klein, snel geheugen dat zich op of vlakbij de processor bevindt. Het fungeert als buffer tussen de processor en het hoofdgeheugen (RAM). Veelgebruikte gegevens worden naar de cache gekopieerd om de toegang te versnellen. Er zijn meerdere cacheniveaus (L1, L2, L3), waarbij L1 de snelste en kleinste is en L3 de langzaamste en grootste.
* Geheugen (RAM): De processor haalt instructies en gegevens op uit het RAM. RAM is aanzienlijk langzamer dan cache en registers, maar bevat veel grotere hoeveelheden gegevens.
Gegevensrepresentatie:
Ongeacht waar de gegevens zijn opgeslagen (registers, cache, RAM), worden ze weergegeven in binaire vorm:reeksen van nullen en enen. De processor interpreteert deze binaire reeksen op basis van het gegevenstype (geheel getal, drijvende-kommagetal, teken, instructie, enz.).
In het kort: De processor *bewaart* gegevens niet langdurig; het manipuleert gegevens tijdelijk in zijn registers en cache, haalt gegevens uit en verzendt resultaten naar RAM en andere opslagapparaten. De daadwerkelijke langetermijnopslag vindt elders plaats. |