De besturingseenheid (CU) van een microprocessor is de 'verkeersregelaar' van de hersenen. De voornaamste functie ervan is instructies uit het geheugen op te halen, deze te decoderen en ze vervolgens uit te voeren door besturingssignalen naar andere componenten van de CPU te sturen. In wezen orkestreert het de gehele werking van de processor.
Hier is een overzicht van de belangrijkste functies:
* Instructie ophalen: De CU haalt de volgende instructie uit het geheugen op basis van de programmateller (PC). De PC houdt het adres bij van de volgende uit te voeren instructie.
* Instructie decodering: De CU decodeert de opgehaalde instructie om te begrijpen welke bewerking moet worden uitgevoerd en om welke gegevens het gaat (operanden). Dit omvat het opsplitsen van de instructie in zijn samenstellende delen en het identificeren van de opcode (bewerkingscode) en operanden.
* Operand ophalen: Als de instructie gegevens (operands) vereist, stuurt de CU de juiste geheugen- of registertoegang om die operanden op te halen.
* Signaalgeneratie: Op basis van de gedecodeerde instructie genereert de CU besturingssignalen die andere componenten van de CPU, zoals de ALU (Arithmetic Logic Unit), registers en geheugen, aansturen om de vereiste bewerkingen uit te voeren. Deze signalen kunnen zaken regelen als:
* Gegevensoverdracht tussen registers en geheugen.
* Rekenkundige en logische bewerkingen binnen de ALU.
* Voorwaardelijke vertakking (beslissen welke instructie vervolgens moet worden uitgevoerd op basis van een voorwaarde).
* Invoer-/uitvoerbewerkingen.
* Programmateller (PC)-update: Nadat een instructie is uitgevoerd, werkt de CU de pc bij zodat deze naar het adres van de volgende instructie verwijst.
Kortom, de besturingseenheid fungeert als centrale coördinator en zorgt ervoor dat instructies in de juiste volgorde worden uitgevoerd en dat alle delen van de CPU naadloos samenwerken om informatie te verwerken. Het *voert* geen daadwerkelijke berekeningen of gegevensmanipulatie uit; het geeft anderen opdracht dit te doen. |