Vóór de komst van microprocessors waren computers enorm verschillend In termen van grootte, functionaliteit en ontwerp. Hier is een uitsplitsing:
1. Het tijdperk van vacuümbuizen (1940 - 1960):
* Massieve maat: Deze vroege computers waren gigantisch en vulden hele kamers. Denk aan de ENIAC, die de grootte was van een klein huis!
* Beperkte functionaliteit: Ze waren voornamelijk ontworpen voor specifieke taken, zoals het breken van codes tijdens de Tweede Wereldoorlog of het uitvoeren van complexe berekeningen.
* Complexe bedrading: Ze gebruikten vacuümbuizen om logische bewerkingen uit te voeren, waarvoor ingewikkelde bedrading nodig was en vatbaar waren voor falen.
* Langzame snelheid: Berekeningen waren langzaam, gemeten in milliseconden en betrof vaak uitgebreide handmatige opstelling.
* Hoog stroomverbruik: De vacuümbuizen genereerden veel warmte en vereisten aanzienlijk vermogen, wat leidde tot hoge koelkosten.
* beperkt geheugen: Vroege computers hadden een beperkt geheugen en vertrouwden vaak op geslagen kaarten of magnetische tape voor het opslaan van gegevens.
2. De overgang naar transistors (1960s - 1970):
* kleiner formaat: Transistors vervangen vacuümbuizen, waardoor de grootte van computers aanzienlijk werd verminderd en de betrouwbaarheid werd verbeterd.
* Verhoogde snelheid en efficiëntie: Transistoren waren sneller en gebruikten minder vermogen dan vacuümbuizen, wat leidde tot efficiëntere computing.
* verbeterd geheugen: De ontwikkeling van kerngeheugen en latere magnetische schijfstations boden meer opslagcapaciteit.
* Meer veelzijdige toepassingen: Computers begonnen te worden gebruikt voor een breder scala aan toepassingen, waaronder bedrijfsactiviteiten en wetenschappelijk onderzoek.
3. The Rise of Integrated Circuits (1970s):
* miniaturisatie: Geïntegreerde circuits (IC's) konden meerdere transistoren en andere elektronische componenten op een enkele chip worden geplaatst.
* Kostenreductie: IC's maakten computers betaalbaarder, waarbij de weg werd vrijgemaakt voor wijdverbreide acceptatie.
* Verdere verbeteringen in snelheid en efficiëntie: ICS leidde tot nog snellere en efficiëntere verwerkingssnelheden.
Het belang van de microprocessor:
De microprocessor, uitgevonden in 1971, bracht een revolutie teweeg in Computing. Het integreerde de hele centrale verwerkingseenheid (CPU) in een enkele chip, waardoor het ontwerp en de constructie van computers drastisch wordt vereenvoudigd. Dit maakte de weg vrij voor personal computers en het moderne tijdperk van computing.
Belangrijke punten om te onthouden:
* Vóór microprocessors waren computers gespecialiseerd, duur en omvangrijk.
* Elke technologische vooruitgang, van vacuümbuizen tot transistors tot geïntegreerde circuits, leidde tot kleinere, snellere en efficiëntere computers.
* De microprocessor bracht rekenkracht naar de massa, en revolutioneerde de manier waarop we leven en werken. |