De twee belangrijkste subcomponenten van een CPU (centrale verwerkingseenheid) zijn:
1. Rekenkundige logica -eenheid (ALU)
* functie: De ALU is verantwoordelijk voor het uitvoeren van alle rekenkundige en logische bewerkingen binnen de CPU. Dit omvat:
* Rekenkundige bewerkingen: Toevoeging, aftrekking, vermenigvuldiging, divisie, modulo, etc.
* Logische bewerkingen: En, of, xor, niet, vergelijkingen (groter dan, minder dan, gelijk aan), enz.
* hoe het werkt: De ALU ontvangt gegevens van de registers van de CPU en voert de aangewezen bewerking uit. Het resultaat wordt vervolgens terug opgeslagen in een register voor verdere verwerking.
2. Controle -eenheid (Cu)
* functie: De CU fungeert als het "brein" van de CPU, die de algehele uitvoering van instructies beheerst. Het doet dit door:
* Instructies ophalen: Het haalt instructies uit het geheugen op en decodeert ze.
* Sequencing -bewerkingen: Het bepaalt de volgorde waarin instructies worden uitgevoerd.
* Gegevensstroom regelen: Het stuurt gegevens tussen de ALU, registers en geheugen.
* bronnen beheren: Het wijst bronnen (zoals geheugen en registers) toe aan verschillende taken.
* hoe het werkt: De CU gebruikt een set signalen om verschillende componenten binnen de CPU te regelen, waardoor instructies correct en in de juiste volgorde worden uitgevoerd.
Samenvattend: De ALU voert berekeningen uit, terwijl de CU het hele proces orkestreert en beheert. Samen stellen deze twee subcomponenten de CPU in staat om instructies uit te voeren en de taken uit te voeren die uw computerfunctie maken. |