De Pentium-bug, ook wel bekend als de FDIV-bug of de Pentium FDIV-bug, was een fout in de floating-point unit (FPU) van Intel's Pentium-, Pentium MMX- en Pentium OverDrive-processors. De bug veroorzaakte fouten in drijvende-kommaberekeningen, vooral bij het delen van het ene getal door het andere.
De Pentium FDIV-bug deed zich met name voor toen de deler (het onderste getal bij een deling) dicht bij bepaalde "kritieke" waarden lag, zoals machten van twee of getallen die eindigen op een reeks 1s. In deze gevallen zou de FPU een onjuist resultaat opleveren, vaak een waarde die enigszins afwijkt van het juiste antwoord.
De bug werd in 1994 ontdekt door Thomas Nicely, hoogleraar wiskunde aan het Lynchburg College in Virginia, VS. Hij rapporteerde zijn bevindingen netjes aan Intel, die aanvankelijk het bestaan van de bug ontkende, maar deze later bevestigde en een terugroepactie uitvaardigde voor de getroffen processors.
De Pentium-bug kreeg veel media-aandacht en bracht Intel in grote verlegenheid. Het leidde ook tot bezorgdheid over de betrouwbaarheid van computerhardware en leidde tot meer toezicht op de ontwerp- en testprocessen van microprocessors.
Intel reageerde op de bug door een terugroepactie uit te vaardigen voor de getroffen processors en gratis vervangingen aan te bieden. Het bedrijf heeft ook ontwerpwijzigingen doorgevoerd om de bug op te lossen in latere Pentium-processors, zoals de Pentium II.
De Pentium FDIV-bug wordt beschouwd als een van de belangrijkste hardwarebugs in de geschiedenis van de computer. Hierin werd het belang benadrukt van het grondig testen en valideren van computerhardware voordat deze op de markt wordt gebracht. |