Er zijn verschillende manieren waarop een apparaat communicatie met de CPU kan initiëren:
1. Interrupt:Apparaten kunnen een interruptsignaal naar de CPU genereren. Wanneer de CPU een interrupt ontvangt, stopt deze met het verwerken van de huidige taak en springt hij naar een speciale interrupthandlerroutine om het apparaat te onderhouden.
2. Polling:het apparaat verzendt voortdurend signalen naar de CPU en de CPU controleert periodiek de status van het apparaat om te bepalen of er gegevens moeten worden overgedragen. Deze methode vereist constante monitoring van het apparaat door de CPU.
3. Direct Memory Access (DMA):Met DMA heeft het apparaat rechtstreeks toegang tot het systeemgeheugen zonder tussenkomst van de CPU. Het apparaat vraagt toegang tot de geheugencontroller en draagt gegevens over van of naar aangewezen geheugenlocaties.
4. Op berichten gebaseerde communicatie:Sommige apparaten gebruiken op berichten gebaseerde communicatie waarbij het apparaat berichten naar de berichtenwachtrij van de CPU verzendt. De CPU kan deze berichten ophalen en verwerken wanneer deze gereed is.
De keuze van de communicatiemethode hangt af van verschillende factoren, zoals apparaatkenmerken, systeemarchitectuur, realtime vereisten en prestatieoverwegingen. |