Front-side bus (FSB) is een interface die de processor verbindt met de chipset en het geheugen. In een dual-coreprocessor zijn er twee kernen die dezelfde FSB delen. Dit betekent dat elke kern de helft van de beschikbare bandbreedte van de FSB heeft.
Hier is een vereenvoudigd diagram van hoe FSB werkt in een dual-coreprocessor:
[Afbeelding van een dual-coreprocessor met twee kernen aangesloten op de FSB]
Elke kern heeft zijn eigen set L1- en L2-cache. Wanneer een kern toegang moet krijgen tot gegevens uit het geheugen, controleert deze eerst de L1-cache. Als de gegevens niet in L1 worden gevonden, controleert het de L2-cache. Als de gegevens nog steeds niet worden gevonden, vraagt de kern de gegevens op bij de FSB.
De FSB haalt vervolgens de gegevens uit het geheugen en stuurt deze naar de kern. De core slaat de gegevens vervolgens op in zijn L2-cache, zodat deze in de toekomst snel toegankelijk zijn.
De FSB is verantwoordelijk voor de gegevensoverdracht tussen de kernen en de rest van het systeem. De snelheid van de FSB heeft dus een flinke impact op de prestaties van een dual-core processor.
Hogere FSB-snelheden zorgen voor snellere gegevensoverdracht tussen de kernen en de rest van het systeem, wat kan resulteren in betere prestaties. Hogere FSB-snelheden brengen echter ook kosten met zich mee:ze kunnen het energieverbruik en de warmteontwikkeling verhogen.
Daarom is het belangrijk om bij het kiezen van een dual-coreprocessor een balans te vinden tussen FSB-snelheid en energieverbruik. |